De aantrekkingskracht van controversiële tv-series
Techbedrijven begrijpen een simpele waarheid: profiteren van onze negatieve impulsen is makkelijker dan het stimuleren van positieve. In de digitale wereld is betrokkenheid de enige metriek, ongeacht de emotie erachter. Een klik gemotiveerd door woede is even waardevol als een klik gedreven door vreugde.
Met de verschuiving van Hollywood naar streaming, is deze internetlogica ook de entertainmentindustrie binnengedrongen. Streamingplatforms geven prioriteit aan het behouden van actieve abonnementen en betrokkenheid op apparaten, vaak via advertentie-inkomsten. Loyaliteit is belangrijk, maar de onderliggende emotie die deze loyaliteit drijft is secundair. Continue kijkersaantallen zijn het ultieme doel.
Dit impliceert niet dat er opzettelijk irritante content wordt gecreëerd. Vanuit een streamingperspectief zijn ‘hate-watching’ en ‘love-watching’ echter gelijkwaardig. Dit gold ook al in het tijdperk van kijkcijfers, maar streaming versterkt het effect. Neem bijvoorbeeld “Emily in Paris”. Zelfs vergeleken met andere hedendaagse series is de kwaliteit discutabel. De formulematige plot draait om Emily’s romantische verwikkelingen met een Franse chef-kok en een Britse financier. Toch streamden 58 miljoen huishoudens het eerste seizoen binnen 28 dagen na de première in 2020. Hoewel de impact van de pandemie onmiskenbaar is, bevestigt het aanhoudende succes van de serie tot seizoen 4 de status als een grote hit.
Er zijn dwingende redenen om ‘hate-watching’ te vermijden. Het heeft een negatieve invloed op aanbevelingsalgoritmen, wat leidt tot suggesties voor vergelijkbare content die je niet leuk vindt. Net als ‘doomscrolling’ of het reageren op trolls, versterkt het negatief gedrag. Hoe meer we eraan toegeven, hoe meer het een gewoonte wordt, waardoor cynisme ontstaat dat verder gaat dan televisie. Hoewel het tijdelijk plezierig kan zijn, kan het een blijvende negatieve impact hebben.